Soms keek je, van de tuin weg, naar een land
dat in de verte lag, een overkant
voorbij de weiden en de blauwe bossen
tot waar het zand begon van een wit strand.
Ik zie je altijd tussen de bloemen staan,
geraniums, stokrozen, gentiaan
en waaiend ongeduld van hazelaren,
tot in je vingers met hun groei begaan.
Ik, maar wist niet, dat je afscheid nam,
van je verwanten, van je oude stam,
alsof je zonder wangebaar noch drukte
zomaar toevallig langs en binnenkwam.
Wanneer de slaap uitblijft na middernacht
lees ik van je gezicht de liefste lach
die ik wèl kende van je tijd van leven
maar nimmer zo totaal ontspannen zag.
Anton Van Wilderode, uit ‘Een tuinman is een dichter’
Pingback: Allerheiligen … « Schriekstraat 44
Pingback: Moederdag en zo « Schriekstraat 44